Een ‘grachtengordelclub’, een ‘RTL Boulevard club’. Zo wordt PSV’s concurrent om de landstitel in de volksmond nog weleens genoemd. De club is populair als het goed gaat, geeft een goed gevulde Arena maar kent ook een aantal keerzijden.
’Het doet me niks meer’, ‘ze zoeken het maar uit’. Het zijn zomaar wat uitspraken en gedachtengangen van Ajax fans die hun club een periode niet bovenaan zien staan en dan meteen hun afkeer tonen en hun stadionstoeltje onbezet laten. Ondertussen ziet men op NOS Teletekst dat er ‘gewoon’ 54000 toeschouwers in de Arena zitten.
Daar komt het ‘popie-jopie’ gedrag van veel BN’ers nog bij. Zo vindt ook Ronald Waterreus. Hij schrijft dat maandag in zijn wekelijkse column in dagblad De Limburger.
‘U, als trouwe lezer van De Limburger, wist het als allereerste: ik ben dit seizoen voor Ajax. Of, beter: voor Erik ten Hag. Ik vond en vind dat die man in zijn eerste maanden als coach in Amsterdam zo ten onrechte is afgemaakt door de grootste krant uit die stad, dat ik hem alles gun’, aldus Waterreus.
Er zit hem echter ook iets dwars. ‘Dat gedweep van zogenaamde BN’ers met Ajax, mensen; het roept bij mij erg ongemakkelijke gevoelens op. Zodra die club weer eens een succesvolle periode doormaakt, zodra die Johan Cruijff Arena eindelijk eens géén lege gaten vertoont, staan ze allemaal te dringen om ergens aan een tv-tafel te mogen vertellen hoe geweldig ‘hún Ajax’ wel niet is.’
‘Aandoenlijk is het, die verheerlijking van Ajax. In pakweg Rotterdam zouden ze in een soortelijke situatie gewoon genieten. Ik geloof althans niet dat Gerard Cox of Raemon Sluiter dan naar de tv-studio zou spurten om kirrend van genot te oreren over hoe zeldzaam, buitengewoon, fantastisch Feyenoord is.’
Het einde is in zicht, weet Waterreus. ‘De ongelooflijke ernst waarmee wordt gesproken over Ajax; ik vermaakte me er de laatste maanden kostelijk mee. Toch ben ik blij dat mijn supporterschap er over een paar weken opzit, wanneer de Champions League-finale tegen FC Barcelona hopelijk is gewonnen. Dat ik dan gewoon weer voor mijn eigen cluppie kan zijn.’