In de week dat PSV ons blij maakte met het grootste Nederlandse clubsucces van de laatste jaren, werd Willy van der Kuijlen opgenomen in het ziekenhuis. Dubbele longontsteking.
Voor mijn gevoel ging dat slechte nieuws haast geruisloos voorbij. Misschien omdat de toestand van Van der Kuijlen vooralsnog ‘stabiel’ blijkt, maar vermoedelijk is er nog een andere, heel simpele verklaring voor, namelijk: alles aan ‘Skiete Willy’ voltrekt zich geruisloos.
Kent u dat tafereeltje waarbij Van der Kuijlen een shirtje overhandigt aan nieuwe PSV-spelers? Het mooiste zit hem in de totale geruisloosheid waarmee het ritueel zich voltrekt, elke keer opnieuw.
Willy zegt niets. Geen woord. Hij geeft het shirt, knikt een keer vriendelijk, glimlacht naar de camera’s, en vertrekt dan weer, net zo geruisluis als hij gekomen is, alsof hij wegsluipt op van die zachte konijnenpantoffeltjes.
Het is bescheidenheid op zijn Helmonds, denk ik. Nu is het niet erg origineel om PSV hier neer te zetten als een bescheiden, doe-maar-gewoon-voetbalclub, maar wees gerust: er is meer. Van der Kuijlen is niet alleen een bescheiden mens, hij was als voetballer perfect tweebenig.
Als de bal voor zijn linkervoet lag, dan schoot hij met zijn linkervoet. Lag de bal meer naar rechts, dan schoot hij met rechts. Van alle absolute topvoetballers die we in Nederland hebben gehad, was Skiete Willy vermoedelijk de meest pragmatische. Als het met links niet lukt, dan kap je een keertje naar je andere been, en dan schiet je gewoon met rechts. Heel simpel.
Precies op die manier leerde PSV ons deze week een lesje voor de eeuwigheid, uitgerekend op het dieptepunt van onze voetbalcrisis. Als het met links niet meer lukt, al jaren niet, kun je het altijd nog met rechts proberen. Nee, dan dat oeverloze gelul in Amsterdam. Over de punt naar voren en de punt naar achteren. Over vertrekregelingen en commissies, over arbitragezaken en rapporten. Een revolutie vol onzin en achterklap was nodig om zogenaamd weer de Europese top te gaan bestormen.
Allemaal met eigen jeugd, óók als je er donder op kunt zeggen dat die jeugd – indien top – op zijn 21ste alweer vertrokken is. Het geld moest vooral op de bank blijven, want échte topspelers kon je als Nederlandse club toch niet meer kopen. Het moest allemaal anders, maar er werd zoveel lulkoek verkocht, dat niemand nog wist hoe dat ‘anders’ nou precies moest.
Ja, Johan Cruijff wist het, schijnt, maar die liet zich vertegenwoordigen door een Volendamse oud-voetballer met een communicatieprobleem, een pseudowetenschapper en een bouwer van Slowaakse luchtkastelen. Enfin, u weet hoe dat afliep.
Dankzij PSV weten we nu dat het allemaal niet zo enorm ingewikkeld is. Begin bescheiden. Schreeuw of konkel niet, maar praat. Selecteer je topmensen niet op loyaliteit (of op hun linkerhersenhelft), maar op kwaliteit. Stel ambitieuze, maar realistische doelen. Baken ieders verantwoordelijkheden helder af. Verbied excuses.
Zorg op het veld voor wat balans in leeftijd en ervaring. Durf te investeren in écht goede spelers, bij voorkeur voor in je as. Scout Guardado’s, geen Sanogo’s. Pin jezelf niet vast op een verouderd spelsysteem, of op zoiets als ‘de Hollandse school’. Kijk wat er gevraagd wordt op internationaal niveau, maak een gedegen plan, wees slim en bovenal pragmatisch.
Als je met links niet meer kunt schieten, probeer je het gewoon met rechts, precies zoals Willy van der Kuijlen dat altijd deed. Tot die tijd hou je je bek, en doe je gewoon je werk, enigszins bescheiden – en geruisloos vooral.